et votraeken van Charlotte Louise Schugothin

Roelof Gorter het oons weer een aorig stokkien stuurd, dit maol uut de Bredachse Courant van 18 december 1859 over et votraeken van een vrouw, die as wel wat van doen bleek te hebben mit Makkinge.

Jow kun et stok ok as ,pdf downloaden, klik dan hiere pdfCharlotte Louise Schugothin.pdf55.5 KB

Charlotte Louise Schugothin

Een bericht in de Bredasche Courant van 18 december 1859 had de volgende inhoud.

Dezer dagen overleed te Makkinga, zekere weduwe Charlotte Wiebeke, geboren Romans. Geboortig van Frankfort aan den Oder. In hare jeugdige jaren volgde zij het leger van Napoleon 1 op verschillende togten als marketenster en wasvrouw en was ook getuige van enige veldslagen, onder andere die bij Leipzig. In het laatst van haar leven genoot zij de liefde gaven der diaconie. Tot zover dit bericht.

Wie was zij en hoe kwam zij in Makkinga terecht, zijn al direct opkomende vragen.

Als we zoeken in de overlijdensakten van Makkinga vinden we in 1859 een overlijden op 5 december van Charlotte Louise Schugothin op 80 jarige leeftijd, weduwe van Jean Henry van Stein. Zij was een dochter van Margretha Schugothin en een onbekende vader, geboren in Frankfort.
Dit zou de bewuste Charlotte Wiebeke uit het verhaal in de Bredasche Courant kunnen zijn.

Zoeken we in de overlijdensakten op de naam Wiebeke, dan vinden we in Makkinga op 11 januari 1829 een overlijden op 47 jarige leeftijd van Hendrik Wiebeke.

In de lidmaatboeken van Donkerbroek vinden we op 8 maart 1823 een inschrijving van Hendrik Wiebeke en Anna Roosman zij komen van Een in Drente en zijn van Lutersche godsdienst.
Zij verblijven er maar kort, want op 6 mei van datzelfde jaar laten zij zich inschrijven in de kerkregisters van Makkinga en er wordt bij aangetekend dat hij commies te voet is. Een soort belasting inspecteur.
Als Hendrik Wiebeke in 1829 komt te overlijden brengt de diaconie de weduwe Anna Romans een gulden en vijf en een halve cent in rekening als begrafeniskosten en vijftig cent voor het gebruik van het lijk laken.
In 1829 en 1830 ontvangt de weduwe Wiebeke ( Anna Romans) enkele weken huisvestingskosten van de diaconie voor J P Wellinge. Waarschijnlijk komt die bij haar inwonen, maar wordt onderhouden door de diaconie.
Dan komt zij niet meer in de kerkboeken voor en haar overlijden is ook niet te vinden.
Nu wordt haar achternaam steeds anders geschreven. Roosman, Romans, Roorman enz.
Als dit ook met haar voornaam het geval is. Anna genoemd worden en Charlotte heetten.
Is zij dan toch de in de Bredasche courant geplaatste bericht genoemde Charlotte Schuguthin.

We komen op 2 juli 1842 in de diaconieboeken Charlotte Romans weer tegen als Gerke Lammerts Gorter haar voor twee gulden met paard en wagen uit Nijehorn (Nieuwehorne) heeft opgehaald. En krijgt zij ingaande 17 juli het gehele jaar ondersteuning van de diaconie.

Zij, Loltje, zoals steeds wordt geschreven blijft tot haar overlijden in 1959 financieel afhankelijk van de diaconie en krijgt een jaarlijkse bijdrage voor levensonderhoud.
Maar ze levert ook wel “diensten” aan de diaconie waarvoor zij dan ook wordt betaald. Zoals het “verredden” en “bewassen” van het “goed” van H Wagenaar.
Ze maakt hemden, jakken en borstrokken, weeft linnen en scheldoeken, maakt een lijk laken, broeken, lakens en een bultzak
Loltje Romans heeft ook nog inwoning, krijgt hiervoor vergoeding voor huisvesting en verpleging voor Trijntje A Bloemstra.

Maar in de loop van het jaar 1859 gaat haar gezondheid achteruit. De diaconie krijgt een rekening van Simon Zwart uit Gordijk (Gorredijk) voor boorolie en borstkruiden en van dokter Brouwer uit Oldeberkoop komt een rekening voor geleverde medicijnen.

Als zij op 5 december van dat jaar komt te overlijden maakt timmerman E Stelma voor vijf gulden een doodsmat voor haar.
Pieter Pieters en Wieger Pieters Jongbloed later haar op het gemeentehuis uitschrijven en in de overlijdensakte staat dat zij in Frankrijk ? is geboren en een dochter is van Anna Margarethe Schugothin en een onbekende vader.
Aan Wieger Jongbloed en de weduwe Janke Dekker worden vierentachtig cent en zes maatjes brandewijn vergoed, verbruikt bij het verkleden, het luiden van de klok en het begraven van Loltje.
De bakker Jan Jansen leverde goederen tijdens de begrafenis en Uilkje de Vries krijgt een vergoeding voor het wassen der goederen van Loltje Roormans.
En op 29 december 1859 verkoopt de diaconie de goederen nagelaten door Loltje voor zesentwintig gulden en vijftien cent.

Al met al blijven er voorlopig nog wel enkele vragen over deze vrouw en afkomst en leefwijze.

R W Gorter