Uut de Oolde Deuze 369


Familie Scheenstra


In mijn archief vond ik een artikel over Wijbe Frankes Scheenstra.


In het boekje uitgegeven ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan in 1984 van de lagere school en geschreven door Jan Nijholt, wordt Wijbe Frankes Scheenstra genoemd als schoolmeester van 1819 tot 1845.


Hij overlijdt op 1 oktober 1845 op 49 jarige leeftijd, achterlatende zijn 4 kinderen, Franke 11 jaar, Antje 9 jaar, Wobbigje 7 jaar en Jacob 4 jaar. Zijn vrouw Joukje Jacobs Gorter was hem op 39 jarige leeftijd op 5 november 1841 “voorgegaan in de dood”, zoals dat in de akte van boedelscheiding staat vermeld.
Deze akte werd opgemaakt ter verzoeke van Alle Frankes Scheenstra, broer van de overledene en boer te Nijeholtpade als voogd over de kinderen en zijn schoonvader Jacob Gerkes Gorter, gortmaker te Makkinga als toeziend voogd. Aan de hand van deze akte is een redelijk goed beeld te krijgen hoe de woning, waar deze onderwijzer der jeugd woonde, is ingedeeld. De meesterswoning is 1881 afgebrand, misschien was het wel hetzelfde huis waar Scheenstra woonde aan de Bercoperweg. Hij verdiende als onderwijzer 115 gulden per jaar. Voor zijn werk als koster en voorzanger kreeg hij 7 gulden per maand.


In het Stellingwarver tiedschrift “De Ovend” van februari 2017 stond een verhaal, geschreven door Gerrit Scheenstra over zijn familie.

De naam Scheenstra wordt in 1811 aangenomen door een boerenfamilie die landerijen bezat tussen de Tjonger (Kuinder) en de Scheene.
Eén van de naamgevers Jan Allen was eigenaar van de Friesburgstins te Nijeholtpade en zijn broer Franke Allen was boer in Nijeholtpade. De schrijver Gerrit Scheenstra, een nazaat van Franke Allen, begon z’n familie uit te zoeken.


In de Leeuwarder Courant vond hij een verhaal over Franke S., geboren te Makkinga. Deze Franke had de gemeente Ooststellingwerf opgelicht en daarvoor anderhalf jaar gevangenisstraf ondergaan. Deze Franke was aan het eind van de 19de eeuw benoemd tot gemeenteontvanger. Zijn loon was op jaarbasis 400 gulden en de gemeente vroeg een borgsom van 5000 gulden. Franke had dit geld niet en moest lenen tegen een behoorlijke rente. In z’n vrije tijd was hij ook timmerman. De tijden waren slecht en het geld kwam moeizaam binnen.

Het gemeentehuis was in 1886 verplaatst van Makkinga naar Oosterwolde. Hij moest z’n huis te koop zetten, maar de woningen waren onverkoopbaar. De huishouding van Scheenstra kwam in geldnood. Hij leende daarom regelmatig uit de gemeentekas. En… het liep mis bij een controle. Franke werd uit z’n ambt gezet met als gevolg een gevangenisstraf. Al zijn bezittingen werden verkocht. Het was 1901 voordat de gemeente alles terug had. Het hele gebeuren zette Makkinga toen aardig op stelten. De fraude was niet goed te praten, maar de gemeente kende geen enkel medeleven. Het zou de oudste zoon van Wijbe Frankes kunnen zijn, die dit overkwam, maar zeker weten doe ik het niet.


Bron: Stamboomonderzoek door Gerrit Scheenstra – De Ovend – febr. 2017

Wie was Wijbe Frankes Scheenstra, door Roelof Gorter, febr. 2004. 

Jan Oosterhof.